Proeflapje

Het nut van een proeflapje breien heeft zich keer op keer bewezen. Mijn truien zijn altijd precies op maat zoals ik ze heb bedacht.

Voor het proeflapje zet ik altijd 50 steken op en brei 60 toeren ongeacht in welke steek ik brei. Ik markeer na 30 toeren de 21e naald links en 21e naald rechts met een draadje af, zodat er 40 steken tussen de markeringen zitten. 

Ik begin en eindig met een goed afstekende kleur restgaren.

In dit geval maak ik gebruik van 2 steeksoorten, dus brei ik een proeflapje voor elke steeksoort, 1x tricot en 1x ajour. Een paar toeren in een andere kleur om de twee soorten goed van elkaar te scheiden.
Voor de ajoursteek heb ik een steekgrootte kleiner gekozen omdat dit veel losser is dan tricot. Het resultaat is een mooi zacht proeflapje met een stekenverhouding die dicht bij elkaar ligt.

Het doel van het proeflapje is te bepalen hoeveel steken en toeren er zijn op 10 x 10 cm.
Bij tricot kun je dit gewoon tellen, maar bij ajour en vangsteken (tuck) kun je dit niet.
We nemen dan een liniaal en meten de 40 steken en de 60 toeren en gebruiken de volgende formule:
Bijvoorbeeld:
40 steken = 13,5 cm wordt (40:13,5) x 10 = 29,62 (afronden naar 30)
60 toeren = 16,5 cm wordt (60:16,5) x 10 = 36,36 (afronden naar 36)
Conclusie: 10 cm x 10 cm = 30 steken x 36 toeren

Als je een van mijn lessen volgt ga ik uitgebreid in op het berekenen van de trui met deze getallen. Ook het berekenen van halsuitsnijdingen, mouwen etc. komt uitgebreid aan bod.